Boetebevoegdheid AP
Boetebevoegdheid AP
Op 7 januari jongstleden heeft de AP de definitieve beleidsregels met betrekking tot het opleggen van bestuurlijke boetes gepubliceerd. Met deze beleidsregels wil de AP inzicht
geven in hoe de hoogte van een bestuurlijke boete zal worden bepaald.
Het bestaande artikel 66 Wbp is volledig herschreven; de boete op schending van de meldplicht vervalt (voorheen was alleen een boete mogelijk bij schending van de meldplicht;
artikel 27 en 28 Wbp).
Er staat nu een boete van maximaal de 6e categorie van artikel 23 Wetboek van Strafrecht (te weten 820.000 euro) op a. schending van bijna alle beginselen uit de Wbp,
b. het niet-naleven van een door de AP opgelegde bindende aanwijzing en c. schending van de verplichting medewerking te verlenen aan de uitoefening van handhavingsbevoegdheden door de AP.
Opvallend is dat geen boete wordt opgelegd bij overtreding van: artikel 14 Wbp; het ontbreken van een bewerkersovereenkomst, artikel 31 en 32 Wbp; het niet laten plaatsvinden van een voorafgaand onderzoek door de AP, artikel 37 Wbp; schending van o.a. het op andere dan schriftelijke wijze voldoen aan een inzage– of correctieverzoek en artikel 63 Wbp; schending van waarborgen ten aanzien van de FG.
Voor het opleggen van een boete is eerst een bindende aanwijzing vereist (artikel 66, derde lid, Wbp), tenzij de overtreding opzettelijk is gepleegd of het gevolg is van ernstig
verwijtbare nalatigheid. In de bindende aanwijzing zal de AP ter concretisering van de wettelijke norm moeten aangeven welke gedraging op grond van de Wbp van de overtreder wordt verwacht en hem zo mogelijk moeten opdragen om de overtreding geheel of gedeeltelijk te herstellen.
De AP heeft een drietal boetebandbreedtes voor de overtreding van de te onderscheiden bepalingen uit de Wbp: Categorie I: Boetebandbreedte tussen de 0 en 200.000 euro;
Categorie II: Boetebandbreedte tussen de 120.000 en 500.000 euro; Categorie III: Boetebandbreedte tussen de 350.000 en 820.000 euro.
In categorie III valt in ieder geval de overtreding van artikel 16 Wbp (verbod op verwerking van de bijzondere persoonsgegevens, tenzij artikel 17, 18, 19, 20, 21, 22 of 23 Wbp van toepassing is) en artikel 24, eerste lid, Wbp (verbod op verwerking van het wettelijk identificatienummer voor een ander doel dan waarvoor dit bestemd is). Overtreding van de
artikelen 6 tot en met 13 Wbp zijn (grotendeels) ingedeeld in categorie II. Deze bepalingen betreffen de materiële verplichtingen die gelden voor alle verwerkingen van persoonsgegevens. Ook in categorie II zijn ingedeeld de overtreding van artikel 33 en 34 Wbp (informatieverstrekking) en artikel 34 a Wbp (meldplicht datalekken).